وَلَلْءَاخِرَةُ خَيْرٌۭ لَّكَ مِنَ ٱلْأُولَىٰ ﴿٤﴾
Waarlijk het volgende leven zal beter dan dit tegenwoordige leven voor u wezen.
وَلَسَوْفَ يُعْطِيكَ رَبُّكَ فَتَرْضَىٰٓ ﴿٥﴾
Uw Heer zal u eene belooning geven, waarover gij wel voldaan zult zijn.
أَلَمْ يَجِدْكَ يَتِيمًۭا فَـَٔاوَىٰ ﴿٦﴾
Vond hij u niet als een wees, en heeft hij geene zorg voor u gedragen?
وَوَجَدَكَ ضَآلًّۭا فَهَدَىٰ ﴿٧﴾
En vond hij u niet dolende in dwaling, en heeft hij u niet de waarheid binnengeleid?