وَمَا يُدْرِيكَ لَعَلَّهُۥ يَزَّكَّىٰٓ ﴿٣﴾
En hoe kunt gij weten of hij niet misschien van zijne zonden gezuiverd zal worden;
أَوْ يَذَّكَّرُ فَتَنفَعَهُ ٱلذِّكْرَىٰٓ ﴿٤﴾
Of dat hij vermaand zal worden, en dat de vermaning van eenig voordeel zal wezen.
وَمَا عَلَيْكَ أَلَّا يَزَّكَّىٰ ﴿٧﴾
Terwijl gij er niet van beschuldigd wordt, dat hij niet gezuiverd is.
كَلَّآ إِنَّهَا تَذْكِرَةٌۭ ﴿١١﴾
Gij moest volstrekt niet zoo handelen. Waarlijk, de Koran is eene vermaning.
مِن نُّطْفَةٍ خَلَقَهُۥ فَقَدَّرَهُۥ ﴿١٩﴾
Van een droppel zaad schiep hij hem; En hij vormde hem met evenredigheid.
ثُمَّ ٱلسَّبِيلَ يَسَّرَهُۥ ﴿٢٠﴾
Daarna vergemakkelijkte hij zijn uitgang uit den schoot der moeder.
ثُمَّ إِذَا شَآءَ أَنشَرَهُۥ ﴿٢٢﴾
Hierna, als het hem zal behagen, zal hij hem tot het leven opwekken.
كَلَّا لَمَّا يَقْضِ مَآ أَمَرَهُۥ ﴿٢٣﴾
Waarlijk, hij heeft tot hiertoe niet volkomen vervuld wat God hem heeft bevolen.
فَلْيَنظُرِ ٱلْإِنسَٰنُ إِلَىٰ طَعَامِهِۦٓ ﴿٢٤﴾
Laat den mensch zijn voedsel beschouwen (en op welke wijze het wordt voortgebracht).
لِكُلِّ ٱمْرِئٍۢ مِّنْهُمْ يَوْمَئِذٍۢ شَأْنٌۭ يُغْنِيهِ ﴿٣٧﴾
Ieder mensch zal op dien dag genoeg stof voor zich zelven hebben, om zijne gedachten bezig te houden.
وَوُجُوهٌۭ يَوْمَئِذٍ عَلَيْهَا غَبَرَةٌۭ ﴿٤٠﴾
En op de aangezichten van anderen zal, op dien dag, stof liggen;