مِن شَرِّ ٱلْوَسْوَاسِ ٱلْخَنَّاسِ ﴿٤﴾
Dat hij mij bevrijde van de boosheid van den luisteraar, die snoode gedachten inblaast en zich dan verborgen terugtrekt.
ٱلَّذِى يُوَسْوِسُ فِى صُدُورِ ٱلنَّاسِ ﴿٥﴾
Die kwaade ingevingen der menschen aan de harten toefluistert.